Ik weet nog dat ik voor het eerst bestolen werd. Ik denk dat ik een jaar of elf was. Ik was aan het voetballen op het schoolplein met mijn nieuwe Orlando Magic cap van Starter op mijn hoofd. Omdat ik ook wilde kunnen koppen en mijn pet niet wilde besmeuren met zweet, besloot ik hem even op het speeltoestel te leggen dat op het plein stond, om hem na het voetballen weer op te kunnen zetten.
Omdat het even later etenstijd was, moest ik naar huis en in de euforie van het potje voetbal vergat ik helemaal mijn nieuwe pet. Daar kwam ik achter toen ik bijna thuis was, dus rende ik razendsnel terug naar het schoolplein om hem te kunnen pakken. Ik denk dat er een goede 3 minuten zat tussen het moment van vergeten en het moment van hijgend weer bij het speeltoestel aankomen.
Op het plein hingen ook een paar oudere gasten van een jaar of 16. Een van die gasten was de oudere broer van een klasgenoot en toen ik op het schoolplein aankwam, had hij mijn pet op zijn hoofd. Ik vroeg hem meteen: ‘hey, lag die pet hier?’ Hij reageerde met een cynisch lachje en zei: ‘nee hoor, dat is mijn pet.’ Ik voelde me meteen machteloos. Hij was ouder, groter, sterker en stoerder dan ik en het was natuurlijk ook gewoon echt mijn eigen schuld om die pet überhaupt daar te laten liggen. Ik overwoog mijn ouders te halen, maar dat kon voor mijn leeftijd eigenlijk niet meer, maar ja, ik wilde die pet wel echt terug.
‘Volgens mij is het wel mijn pet,’ probeerde ik, ‘ik heb hem net nieuw en ik herken hem aan de manier waarop ik de klep heb gebogen.’ De oudere broer kwam meteen dreigend op me afgelopen en snauwde: ‘noem je mij nou een dief?’ Hij duwde me, waardoor ik struikelde, maar net genoeg balans kon vinden om te voorkomen dat ik viel. ‘Ga nou maar gewoon naar huis, dit is nu mijn pet.’ Ik besloot het te doen, rende zijn gezichtsveld uit en liep met een boog terug naar het plein. Ik moest en zou die pet weer terugkrijgen.
Ik zag van afstand dat hij met zijn vrienden met een hond bezig was, waardoor hij mij niet meer zag. Ik sloop van achteren naar hem toe, sprong op, tikte mijn pet van zijn hoofd, ving die snel op en sprintte naar huis als Carl Lewis met een estafettestok in zijn handen. Na 100 meter had ik door dat ik niet gevolgd werd en met mijn hart in mijn keel kwam ik thuis met mijn pet weer aan. Mijn hart bonsde, zweet gutste van mijn voorhoofd en met een mengeling van trots en angst liep ik naar binnen.
Iedere keer als ik de oudere broer daarna op straat tegenkwam, groette hij mij door me boos aan te kijken en zijn gezicht op en neer te bewegen. Geen vrienden, wel respect. Zoiets moet zijn groet hebben betekend. Hij nam in ieder geval geen wraak en dat was voor mij voldoende.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten