Als ik muziek moet uitzoeken voor een avondje tafelen met vrienden, ben ik meestal een uur aan het scrollen door Spotify voor ik iets acceptabels heb gevonden. De muziek die ik normaal luister is namelijk niet geschikt voor etentjes. De kernwoorden voor toegang tot mijn koptelefoon zijn agressie, woede, pijn, verdriet, depressie, duister, rauw, hard, stoer en meeslepend. En dus niet blij, dansbaar, vrolijk en gelukkig.
Niet dat ik blije muziek haat, want ik vind een feestje op zijn tijd natuurlijk ook gewoon leuk, maar ik heb gewoon meer met poëzie dan met slagzinnen. Meer met de blues dan met rock-‘n-roll. Meer met mineur dan met majeur.
‘Je hoeft niet de hele dag down te zijn om depressieve teksten te schrijven,’ aldus de zanger van Counterparts die vlak na dit statement op het podium van de Victorie in Alkmaar het nummer Monument aankondigde met daarin de zin: Words like razors aimed directly at my wrists and now I speak. De adrenaline die ik op zo’n moment door mijn lijf voel razen is als de bijna vrije val in de Goliath achtbaan in Walibi Holland. Het jaagt je aanvankelijk de dood in, maar je komt er toch herboren uit.
Als de pijn van een band als Amenra door mijn ziel snijdt, lijd ik even mee, verwerk ik en zet ik alles op zijn plek. En dat is waarom ik van zware muziek houd, het is iedere keer weer bouwen en van de min een plus maken. Heavy music raakt me, het doet iets met me en het geeft me de kracht om elke dag door te gaan. Of ik nu op het stuur van mijn auto ram om drumpartijen kracht bij te zetten, of een complete breakdown speel op luchtgitaar als ik aan het wandelen ben, of mijn roerspatel als microfoon gebruik tijdens het koken, ik geef me eraan over. Dit is mijn muziek, dit ben ik.
En vooruit, als ik het eten op tafel zet, zoek ik wel wat anders uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten